maandag 17 oktober 2011

43.

Mijn muzikale ontwikkeling begon met Come softly to me, waarvan ik nooit geweten heb dat de Fleetwoods het zongen in 1959. Ik heb ook nooit geweten dat de muziekuitgever van die plaat de titel ietsje had veranderd, omdat hij Come softly te riskant vond.
Die ontwikkeling ging door via de Bristol stomp en Don’t mess with Bill tot en met The canyons of your mind. Weinig opmerkelijk, zegt u zelf. Wie die nummers niet kent, heeft nooit in de heerlijke jaren zestig (waarnaar ik nog wel eens terugverlang) geleefd.
Maar toen kwam Glenn Gould opdagen, via mijn zuster die inmiddels pianolerares was geworden, en die ik daarvoor eeuwig dankbaar zal zijn. Glenn Gould = Bach, zo zie ik het nog steeds.
Glenn Gould kwam in de plaats van bijvoorbeeld Led Zeppelin, een afkeurenswaardig groepje: die maakten popublère muzak, vond ik toen en vind ik nog steeds. Wat er vóór Led Zeppelin gemaakt is, was goed. Wat erna gekomen is, is over het algemeen waardeloos. Het was 1969 of 1970.
Vanaf die tijd heb ik veel Bach geluisterd, en later, na mijn vijftigste jaar, ook veel oudere muziek: Byrd, Dufay, Ockeghem, Palestrina, om de bekendsten maar te noemen.
Mijn hunkering naar de zestiger jaren uit zich nog wel: ik luister graag naar de heavy metalmuziek, die soms zeer goed is. Uitstekend gitaarwerk, maar helaas met verschrikkelijke zangpartijen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten